Startpagina Edito

Einde aan de grondhonger

In het debat over landbouwgrond in publiek bezit, in de rand van de expo Gentse Gronden in het STAM, kwam een pijnlijke vaststelling naar boven. Een landbouwer die vandaag zelf landbouwgrond moet kopen, kan die dure aankoop maar moeilijk terugverdienen op het aangekochte terrein.

Leestijd : 3 min

Het oplopende verschil tussen de investering in grond en wat er op die grond verdiend kan worden, ligt op het kruispunt van 2 oorzaken. De winst die op akkers en weiden te halen valt, wordt bepaald door de wereldmarkt. Op enkele gunstige of ongunstige schommelingen na volgen die wereldprijzen nauwelijks de inflatie en blijven die relatief laag, toch voor de boer die levert.

De tweede oorzaak ligt in Vlaanderen. De prijs van landbouwgrond stijgt elk jaar, omdat er heel wat gegadigden voor zijn. Naast landbouwers zijn dat natuurverenigingen, overheden, paardenliefhebbers, verkavelaars, beleggers… Het helpt ook niet dat landbouwgrond in Vlaanderen ‘vogelvrij’ is. Het lijkt alsof geen enkel gebruik of bestemming zo makkelijk gewijzigd wordt als dat van landbouwgrond. Dat komt omdat er een algemene consensus bestaat dat men door het veranderen van de bestemming of het gebruik de boer (hoewel vaak eigenlijk de verpachter) een plezier doet, omdat die zo een nog betere prijs krijgt voor zijn grond. Op dezelfde manier lijkt er ook een consensus te zijn dat er nog ‘genoeg’ landbouwgrond over is.

Een van de oplossingen die op het debat in Gent werden voorgesteld, is het invoeren van een landbouwgrondbeleid op Vlaams niveau. Daarbij moet dan worden vastgelegd hoeveel landbouwgrond er nodig is, eventueel ook met vooropgestelde hectares per regio en misschien zelfs met doelstellingen per teelt of veesoort. Zo’n landbouwgrondbeleid wordt voorgesteld als het beste tegenargument telkens men plannen heeft om de bestemming van landbouwgrond of hoeves te wijzigen.

Daar zijn een aantal opmerkingen bij te maken. Een eerste opmerking is dat, als men bepaalt wat het minimum aan landbouwoppervlakte is voor Vlaanderen en dat minimum is lager dan wat er vandaag ingezet wordt voor landbouw, men tegelijk zegt dat alles wat boven dat minimum is, niet echt nodig is. Dat zou dan eerder de herbestemming van dat overschot versnellen.

Een tweede is dat dit de gedroomde voorzet is om teeltkeuze en teeltwijze in handen te geven van de politiek. Als de politiek meer bio wil, bakenen ze meer gebied af voor bio. Willen ze minder aardappelen, minder melkvee of minder maïs, dan snijden ze in de daarvoor voorziene gebieden. De ondernemingsvrijheid van de Vlaamse boer zal er met een landbouwgrondbeleid waarschijnlijk niet op vooruitgaan

Het is ook de vraag hoe de politiek de ondergrens zal bepalen. Hoeveel of hoe weinig oppervlakte is ‘nodig’ of is ‘genoeg’ voor landbouw in Vlaanderen? En voor bepaalde politici is zo’n grens helemaal een cadeau. Onder het mom van beleid voeren wordt het dan wel heel makkelijk om die grens naar beneden te halen.

Een andere optie is dat men voor landbouwgrond werkt zoals met bossen en bomen. Zoals je bossen en bomen mag kappen als je die elders compenseert, kan men nog landbouwgrond van bestemming of gebruik wijzigen als je elders nieuwe landbouwgrond bijmaakt. Het zou alvast een maatschappelijk en politiek debat over de Vlaamse grondhonger op gang kunnen brengen.

Filip Van der Linden

Lees ook in Edito

Edito: Melk van bij ons, je kan niet beter hebben!

Edito We wisten het al: de kwaliteit en de footprint van melk in de Lage Landen is topklasse. En hippe melkalternatieven kunnen de voedingswaarde ervan niet zomaar evenaren, zo blijkt nu ook uit een Nederlandse studie.
Meer artikelen bekijken