Startpagina Varkens

De juiste keuzes maken bij het afmesten

Het ‘toppen’ van de snelst groeiende vleesvarkens moet je niet doen om de andere varkens efficiënter te laten omgaan met hun voeder. Ook het verschil tussen brijvoeder en droogvoeder in technische prestaties is niet zomaar aan te tonen. Dat bleek op de voorstelling van ILVO-onderzoek in Melle.

Leestijd : 4 min

Twee weken geleden brachten we al verslag uit over een hele rist onderzoeken uitgevoerd aan het landbouwonderzoeksinstituut ILVO. Deze keer gaan we verder in op wat vleesvarkenshouders kunnen leren uit ander ILVO-onderzoek. W at kunnen succesvolle strategieën zijn om berengeur te beperken? Marijke Aluwé - die de varkenscastratieproblematiek voor het ILVO nauwgezet opvolgt, besprak een aantal opties.

Marijke Aluwé kon uit proeven niet concluderen dat het gescheiden afmesten van beren en gelten leidt tot minder berengeur.
Marijke Aluwé kon uit proeven niet concluderen dat het gescheiden afmesten van beren en gelten leidt tot minder berengeur.

Langer wachten helpt niet

Berengeur wordt veroorzaakt door skatol, androstenon en wellicht ook indol. De skatol die vrijkomt bij het verhitten van varkensvlees komt uit het darmstelsel, androstenon uit de teelballen. Via de lever worden ze opgeslagen in het vetweefsel van het varken, om daar berengeur te veroorzaken.

Kan er in het traject tussen de varkenshouder en het slachthuis een verschil gemaakt worden? Zo zou het inlassen van langere wachttijden bij het laden en lossen kunnen zorgen voor minder beurengeur, net als het gescheiden afmesten van de verschillende geslachten. Bij het ILVO bekeek men in een proef of een wachttijd voor slacht voor de dieren van ofwel 1 uur of 3 uur een verschil zou maken voor berengeur. “We vonden echter geen statistische verschillen”, aldus Marijke Aluwé.

Via het voeder

Het voeder dan. De effecten van cichoreiwortelen zijn in de literatuur beschreven. Het ILVO bekeek twee voederoplossingen: Taintstop (van Dumoulin, met onder andere cichorei) en Fibrofos, een gedroogde pulp, eveneens op basis van cichorei. Omdat het Taintstop-voeder tegen een meerprijs komt, bekeek het ILVO of het goed genoeg is om het speciale voeder slechts twee in plaats van drie weken voor slacht te voederen.

Die twee weken bleek voor het Taintstop-voeder al effect te geven. Ook Fibrofos aan 5 % verlaagt de geurscore.

Een andere piste is die van het scheiden van beren en gelten. Bij een ILVO-proef bleek dit geen significante verschillen in berengeur te geven.

Effect van toppen op achterblijvers

In een reeks andere proeven bekeek men het effect van een rist maatregelen op de technische prestaties van de dieren. Zo is een vraag die kan gesteld worden of het nuttig is om zware varkens eerder richting slachthuis te sturen. Heeft dat een effect op de lichtere varkens die achterblijven? De dagelijkse voederopname, dagelijkse groei, voederconversie en afmestduur werden vergeleken. Statistisch bleek er op die vlakken geen significante verschillen te zijn tussen varkens die afscheid moesten nemen van de ‘getopten’ en varkens die tot het einde samen met de groeitoppers in een hok zaten.

Evenmin vielen er in het slachthuis verschillen te noteren op het vlak van koud karkasgewicht, vleespercentage of gewichts/kwaliteitstoeslagen. Wel werden de verschillen in geslachten bevestigd. Bargen hebben een hoger koud karkasgewicht en een lager magervleespercentage dan gelten. Dat zorgt er ook voor dan de kwaliteitstoeslag in het slachthuis hoger ligt voor gelten. Het zorgt er ook voor dat als er bij het toppen meer bargen wordt ‘weggenomen’ uit de populaties omdat ze sneller groeien, er meer gelten achterblijven. Dat geeft op zijn beurt een lagere voederopname bij de achterblijvers. “Maar de achterblijvers vertonen zeker geen daling in groei na het toppen”, wees Aluwé op wat louter een geslachtsverschil was. Ze wees er wel op dat het om een eerder kleinschalige proef ging en dat voorzichtigheid in het conclusies trekken dus geboden is.

Effect hokbezetting

Daarbij aansluitend keek het ILVO in de proeven ook naar het effect van een lagere hokbezetting naar de technische prestaties. Concreet werd een hokbezetting van 1,3m2 per varken vergeleken met een hokbezetting van 0,8m2 per varken. Het was het verschil tussen 6 varkens per hok, of 10 varkens per hok. De voederopname bleek daarbij gedurende het gehele traject als vleesvarken hoger te liggen bij de lagere hokbezetting. De dagelijkse groei toonde dezelfde evolutie. Maar op het vlak van de voederconversie werd er geen verschil meer waargenomen. Ook aan de slachthaak vielen er geen significante verschillen meer waar te nemen.

Een ander vraagstuk waar de ILVO-onderzoekers een licht op wierpen was het effect van het type voederbak: brijvoeder versus droogvoeder. Significante verschillen werden er niet gevonden, niet voor voederopname, dagelijkse groei, voederconversie noch slachtgewicht.

Zet de voederbak niet te wijd

Ter afsluiting gaf Sarah De Smet van het varkensloket nog een overzicht van alle factoren die een rol spelen in de voederconversie. De laatste tien jaar blijkt de gemiddelde voederconversie in Vlaanderen niet meer te dalen. Nochtans is voeder de belangrijkste kostenpost voor de vleesvarkenshouder. “Er is veel kennis rond voederconversie aanwezig in ons land, maar toch wordt de voederconversie in de praktijk onvoldoende opgevolgd”, wees ze op een interessant paradox.

In een - eerder theoretisch - overzicht werden de factoren besproken waarmee varkenshouders die voederconversie nog naar beneden zouden kunnen krijgen. Simpel gezegd is het de varkenshouder die de voederconversie het meest kan beïnvloeden via zijn kennis, ervaring, opleiding en bereidheid tot innovatie.

Voeder is slecht één van de zeven grote factoren die van invloed zijn. Maar het is wel een belangrijke factor. Onder voeder valt bijvoorbeeld ook de voederbak. “De afstelling van die voederbak blijkt nog op heel wat bedrijven een probleem te zijn”, wist De Smet. Een te wijde afstelling geeft een hogere voederconversie en een te hoge vermorsing.

Breder draait voeder ook om de installatie, de silo, ad libitum voederverstrekking of niet, de grondstoffenkeuze, de kwaliteit, de voedervorm...

Andere domeinen waar varkenshouders tal van keuzes kunnen en moeten maken zijn het drinkwater, de genetica/eindbeerkeuze, castratieproblematiek, huisvesting en gezondheid. Heel wat domeinen dus waar varkenshouders de al dan niet positieve gevolgen van hun keuzes moeten/mogen ervaren. Ondersteuning uit praktijkonderzoek zoals aan het ILVO zal dus nog een hele tijd welkom zijn.

IDC

Lees ook in Varkens

Mobiele buitenstal verhoogt dierenwelzijn bij biologische varkens

Varkens Mobiele buitenstallen zien we in Vlaanderen doorgaans vooral voor vlees- of legkippen. Dankzij een nieuw stalsysteem kunnen nu ook zeugen met hun biggen buiten op de weide rondlopen. De biologische varkenshouderij De Vleterbeek uit Poperinge is volgens BioForum de eerste met zo’n mobiele buitenstal.
Meer artikelen bekijken