Startpagina Vleesvee

Op zoek naar opties om vleesvee ammoniakemissiearm te houden

De vraag om dieren ammoniakemissiearm te houden zal in de toekomst alleen nog maar luider klinken. Alleen, voor vleesvee is momenteel maar één techniek erkend. Onderzoek moet duidelijk maken of vleesveehouders ook andere opties zullen kunnen kiezen.

Leestijd : 6 min

D e enige maatregel die mogelijk is voor vleesveehouders die moeten reduceren in ammoniakuitstoot is het beweiden in combinatie met leegstand en een lege mestopslag in de stal. Maar er zijn ook andere pistes die onderzocht worden, getuigde Karen Goossens (ILVO) op een studieavond ‘praktijkinformatie voor de vleesveehouder’ te Sint-Niklaas.

Karen Goossens besprak de  alternatieven.
Karen Goossens besprak de alternatieven.

PAS-brieven

Ammoniakemissiearme verplichtingen bestaan al lang in de kippen- en varkenshouderij. Maar helaas stoten koeien ook ammoniak uit en kan die neerslaan in natuurgebied. Sedert de versturing van de zogenaamde PAS-brieven in 2014 weten runderbedrijven dat dit tot een groot probleem kan gemaakt worden voor een individueel bedrijf.

Natura 2000

Hoe zijn we in deze situatie verzeild geraakt? Karen Goossens legt uit dat de basis ligt bij de bepaling van het Europees Natura-2000 netwerk, gebaseerd op de Europese vogel- en habitatrichtlijn van respectievelijk 1979 en 1992. Het gaat om natuurgebieden die sterk beschermd worden. 17,5 % van het Europese grondgebied is Natura 2000-gebied. In Vlaanderen is dat ‘slechts’ 12 %. “Maar de natuurgebieden bevinden zich wel sterk versnipperd in Vlaanderen. Landbouw, industrie, woongebied, natuur liggen vaak erg dicht bij elkaar”, aldus onderzoeker Goossens.

Per Natura-2000 gebied zijn er specifieke instandhoudingsdoelstellingen bepaald (IHD). Vermestende en verzurende stikstofneerslag worden daarbij als nadelig gezien.

Runderen en varkens

Die stikstofneerslag valt terug te brengen naar ammoniakuitstoot. In 2015 werd in Vlaanderen in totaal ongeveer 44.000 ton ammoniak uitgestoten. 84 % daarvan was volgens het Vlaams milieuagentschap VMM afkomstig van de landbouw. Tot pakweg 2005 daalde die ammoniakuitstoot nog duidelijk; daarna is er eerder sprake van een stilstand. “Opmerkelijk is dat het aandeel uitstoot vanuit de varkenssector in de landbouwammoniakuitstoot tussen 2000 en 2015 gedaald is van 52 % naar 49 % , terwijl die van rundvee eerder steeg van 38 % naar 41 %”, aldus Goossens.

Weinig alternatieven

Om de neerslag van emissies uit stallen op natuurgebieden te beperken, kunnen veeteeltbedrijven beperkt worden in hun vergunning. Om hen hierover in te lichten werden eind 2014 een brief gestuurd naar betrokken landbouwers. Die brief werd nadien weer ingetrokken. Bij een bijdrage van meer dan 50 % is geen hervergunning meer mogelijk. Bij een bijdrage van minder dan 5 % is een hervergunning met uitbreiding mogelijk. Bij de tussencategorie (meer dan 5 %, maar minder dan 50 %) is er een individuele beoordeling nodig en kan uitbreiding maar mits de uitstoot gelijkgehouden wordt of naar beneden gaat.

Die bedrijven met een oranje brief (het zouden er zo’n 550 zijn) kunnen hun uitstoot gelijkhouden of doen dalen door een beroep te doen op een van de maatregelen die opgenoemd staat op de lijst van ammoniakemissie reducerende maatregelen. Voor melkvee gaat het bijvoorbeeld om emissiearme vloeren of om beweiding.

Voor bedrijven met vleesvee die zich willen laten hervergunnen zonder de ammoniakemissie te doen stijgen staat er maar één maatregel op de lijst: beweiden in combinatie met leegstand en een lege mestopslag in de stal. “Er is dus verder onderzoek nodig naar maatregelen voor vleesveehouders”, aldus Goossens.

Opties

Waar de grond van het probleem zit, is duidelijk. Ammonium ontstaat wanneer urine (ureum) in aanraking komt met feces (urease). Het komt vrij in vloeibare en gasvorm. De richting waarin Goossens kijkt om nieuwe opties specifiek voor vleesvee te ontwaren is in het voeder (via samenstelling of supplementen), maar ook in het strooiselmanagement. In dat laatste geval kan het om types van strooisel gaan of over reinigingsfrequentie.

Ook ruimer kan er gekeken worden. Landschapselementen zoals bomenrijen zouden misschien wel uitstoot kunnen afvangen.

In het Demo-project ‘GoedgePASt’ werd er al gewerkt rond een correcte registratie van weidegang, maar ook rond de werking van emissiearme vloeren. Niet alle vloeren met een kleppensysteem werken evengoed of vragen toch wat onderhoud. Ook mestrobots werden onder de loep genomen. Er kunnen immers verschillen zijn tussen robots die al dan niet water sproeien.

Moeilijk meten

Een knelpunt bij het reduceren van ammoniakuitstoot is de manier waarop je emissies wilt bepalen. In theorie is het simpel: Kijk wat er in het bedrijf komt aan stikstofinhoud via voeders, en trek er de stikstofinhoud van af die zich in de dieren en de mest bevindt. Wat je overhoudt zijn de emissies. Maar meten zou nog makkelijker zijn, en is vooral concreter. “Alleen is ammoniak moeilijk te kwantificeren; er bestaat geen betrouwbare en goedkope manier om stalemissies te meten”, legt Goossens het probleem uit. In de ILVO-melkveestal wordt momenteel met gevoelige lasers gemeten. Niet robuust genoeg voor de praktijk, maar wel om het effect van ventilatie (veel wind bijvoorbeeld) of temperatuur op de uitstoot te meten.

Het meten gebeurt aan de ventilatiezones van de stal. In een stal gaan meten heeft geen nut. Overal waar mest is (mestput, bevuilde muren, roostervloer, vaste vloer, strooisel), ontstaat er immers uitstoot.

De ene groep is de andere niet

Specifiek voor vleesvee heeft het ILVO bestaande jongveestallen omgebouwd naar PAS-emissiestallen om uitspraken over de uitstoot van vleesveestallen te kunnen doen. Concreet gaat het over 4 typische vleesveeboxen, maar met ventilatorinlaten achterin en een gestuurde ventilatie.

Een eerste vaststelling uit die specifieke vleesvee PAS-emissiestal is dat er verschillen zijn tussen dieren en zelfs groepen dieren. Ook al werden de dieren zo evenwichtig mogelijk verdeeld, één groep dieren in de proef stak er wat emissies betreft bovenuit, zelfs al werden ze verplaatst.

De uitstoot van een hok kan effectief snel wijzigen wanneer er een dier is dat door bronst actiever is. Gevolg hiervan is meer omgewoeld stro en dus meer emissies. Ook leeftijd en gewicht kunnen een rol spelen. “Nu gebruiken we bij voorkeur drachtige dieren”, aldus Goossens.

Even duidelijk is dat er een temperatuurseffect is. Bij lage temperaturen is er bijna géén uitstoot, wat grote verschillen geeft tussen winter en zomer.

Strooisel

Waar er ook mogelijk kansen liggen om de stalemissies bij vleesvee naar beneden te brengen, is in het strooisel. Een hele reeks strooisels zoals tarwestro, stropellets, gemalen en ruwe vlaslemen, houtkrullen, dennenhoutkrullen, zaagsel, perliet, clinoptiloliet en Biochar werden vergeleken op hun vochtopname en hun mogelijkheid om ammonium vast te houden (ammoniumretentie). Het kleimineraal clinoptiloliet bleek daarbij veruit het beste te scoren in ammoniumretentie (64 %), ver voor biochar (28 %) of gemalen vlaslemen (25 %). Gecombineerd met de vochtopnamecapaciteit bleken vlaslemen, houtkrullen/zaagsel en stropellets de meest beloftevolle strooisels. Clinoptiloliet kan misschien als additief. Of het aanpassen van het strooisel een volwaardige optie is, zal uiteraard ook afhangen van de kostprijs, de beschikbaarheid en het gebruik.

Ook werd naar het strooiselmanagement gekeken als mogelijke manier om de ammoniakuitstoot te reduceren. Sommigen zweren bij dagelijks instrooien, anderen strooien een drietal keer per week een iets dikker laag in. “Naar ammoniakuitstoot vonden we echter geen significante verschillden”, deelde onderzoeker Goossens.

Mest weg

De maatregel die momenteel op de erkende lijst staat, is het beweiden in combinatie met leegstand en lege mestopslag. Onder beweiding wordt 24 uur op 24 verstaan . En de voorwaarde is ook dat de stal en de mestopslag in de stal gedurende deze periode volledig vrij is van mest. Het ILVO bekijkt of dit weghalen van de mest per definitie onmiddellijk moet.

Voeder

Gelijk welk probleem er in de veehouderij speelt, voor een oplossing wordt er altijd naar de voeding gekeken, en dat is voor de ammoniakreductieniet anders.

Het voedereiwit is dan ook de primaire bron van ammoniakemissie. “De stikstofuitstoot via mest en urine is sterk gerelateerd aan het ruweiwitgehalte van het rantsoen. We kunnen het ruweiwitgehalte doen dalen, maar niet oneindig natuurlijk. De verlaging van het ruweiwitgehalte heeft potentieel, maar met een grens”, was Goossens nuchter. Onderzoek is ook (nog) niet eenduidig; soms wordt bij een verlaging geen effecten op de dierprestaties gezien, maar andere keren dan weer wel. Bestendig eiwit is ook niet hetzelfde als onbestendig eiwit. “Het OEB-gehalte van het rantsoen is eigenlijk het belangrijkste. Als de DVE-behoefte (darmverteerbaar eiwit) gedekt is, kan je wellicht het ruw eiwit doen dalen zonder effect op de dierprestaties te moeten vrezen”, zo stelde ze.

En eigenlijk is het ook nog niet geweten hoe het zit met de praktijkrantsoenen die vleesveehouders geven. Hoe hoog is het ruweiwitgehalte hierin nu en is er dus nog marge? Ook dit moet nog verder uitgezocht worden.

IDC

Lees ook in Vleesvee

Meer artikelen bekijken